Een buitengewone casus, deel 1
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 15 november 2017 aan zes organisaties een aantal rechtsvragen voorgelegd omtrent het opnemen van verwervingskosten die zijn opgenomen in het exploitatieplan Haselaar-Driehoek 1e herziening. De auteur zal die uitspraak in een tweede deel over deze buitengewone casus behandelen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: De Afdeling) heeft op 15 november 2017 aan zes organisaties een aantal rechtsvragen voorgelegd omtrent het opnemen van verwervingskosten die zijn opgenomen in het exploitatieplan Haselaar-Driehoek 1e herziening. De auteur zal die uitspraak in een tweede deel over deze buitengewone casus behandelen. Het gaat om een wegvak met een bovenwijks karakter buiten het exploitatiegebied. Het is een ingewikkelde kwestie die volgens de Afdeling een zaakoverstijgend karakter heeft. In het eerste deel van dit artikel worden de rechtsvragen benoemd. De uitspraak verscheen nadat de kopij was ingeleverd. Deze zal in een tweede artikel worden behandeld. Het wegvak is in 2008 gerealiseerd. Het moederexploitatieplan is in 2014 vastgesteld. Het geschil gaat in de kern over de vraag of de werkelijke dan wel de getaxeerde verwervingskosten in het exploitatieplan kunnen worden opgenomen. In de verrichte taxatie is gekozen voor de complexwaarde met peildatum 2007. Omdat de weg lang geleden is aangelegd rijst de vraag of en hoe de gemeente kenbaar had moeten maken dat die weg dan nog mee mocht doen in het kostenverhaal. Welke rol spelen de BBV-voorschriften (Notitie Faciliterend Grondbeleid, 2016)?