Skip to main content
25 juli 2018

Kostenverhaal bovenwijkse voorzieningen

Op 16 maart 2018 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een einduitspraak in beroep tegen het Barneveldse exploitatieplan Harselaar-Driehoek 1e herziening (in deze editie gepubliceerd onder BR 2018/50). De einduitspraak gaat voor het overgrote deel over de vraag hoe verwervingskosten moeten worden bepaald bij opname ervan in een exploitatieplan van een voorziening – in dit geval: een weg – buiten het exploitatiegebied is of wordt aangelegd. De Afdeling ziet hierbij rechtsvragen die een zaakoverstijgend karakter hebben. Deze vragen zijn, op grond van artikel 8:45 Awb, aan zes instanties als amici curiae (meedenkers) voorgelegd. De Afdeling komt tot een principiële uitspraak met in hoofdlijn als resultaat dat dergelijke verwervingskosten als inbrengwaarde moeten worden beschouwd en door taxatie moeten worden bepaald. Ze behoren dus niet te worden opgenomen tegen de werkelijke verwervingskosten.

 

De tussenuitspraak van 15 juni 2016 handelde over toerekeningen van tal van bovenwijkse voorzieningen. In de einduitspraak gaat het vooral over één weg. In dit artikel spreek ik zowel over bovenwijkse voorzieningen als over buitenwijkse voorzieningen. Onder bovenwijkse voorzieningen versta ik alle voorzieningen van openbaar nut die het profijt voor een exploitatieplangebied overstijgen. Het kunnen ook voorzieningen zijn die buiten het exploitatieplangebied zijn of worden aangelegd. De term buitenwijks gebruik ik voor de tweede categorie. De weg in deze kwestie is een buitenwijkse voorziening. Uit jurisprudentie over exploitatieplannen blijkt dat verhoudingsgewijs veel van de ingestelde beroepen zich richten tegen de raming van inbrengwaarden (de verwerkingskosten van gronden die in het exploitatieplangebied in ontwikkelingen worden genomen) en tegen de raming van de kosten van bovenwijkse voorzieningen. In deze casus komen beide elementen bij elkaar.

 

Download hier het gehele artikel